Ayoob Ghalib: “Hier geboren of niet, vreemdeling ben je voor eeuwig”

ayoob

Jongeren met een migratieachtergrond voelen zich vaak niet compleet thuis in onze samenleving. Ze kampen met discriminerende uitspraken of voelen zich minderwaardig tegenover de autochtone bevolking. Hierdoor zullen ze zich minder snel als Belg identificeren. Daarnaast is het ook zo dat ze ook niet kunnen terugvallen op hun land van herkomst omdat ze daar dan als buitenlander worden gezien, ‘geen echte’, zeg maar. Het resultaat hiervan? Ze voelen zich nergens echt thuis.

Wanneer ik Ayoob Ghalib (21) uit Vilvoorde vraag of hij zich soms wat gevangen voelt tussen de verschillende culturen in zijn leven, reageert hij meteen. “Ik zie mijzelf als een wereldburger, gewoon omdat ik nergens echt perfect thuishoor”, zegt Ghalib. “Ik ben met mijn ouders en mijn broer naar hier gevlucht toen de oorlog in Irak al een jaar bezig was. Mocht ik nu terugkeren, dan zou het meteen opvallen dat er een wereld van verschil is tussen een Irakese leeftijdsgenoot die zijn land nooit verlaten heeft, en mij, ‘de vluchteling’. Ook hier ondervind ik problemen. Ik woon hier al heel lang en spreek ook vloeiend Nederlands, maar er blijft een stereotype rond mij hangen, waarschijnlijk door mijn uiterlijk. Hier geboren of niet, vreemdeling ben je voor eeuwig.”

Gelijke kansen 

Ghalib is lang niet de enige die dit gevoel met zich meedraagt. Veel migrantenkinderen, zowel eerste als tweede of derde generatie, worstelen met de zoektocht naar een evenwicht in hun culturele identiteit. Migratie vormt hier een onderdeel van, wat de zoektocht ernaar complexer maakt. Maar hoe komt het dat zoveel jongeren de motivatie missen om zich aan te passen aan de maatschappij waarin ze leven? Hoewel deze jongeren verschillende kansen krijgen om academisch te slagen, verlaten ze toch de schoolbanken zonder diploma. Is er een probleem met het onderwijssysteem?

Liesbeth Homans (N-VA), Vlaams minister Inburgering en Gelijke Kansen, verklaarde eerder deze maand in een interview met Knack dat de schuld niet meteen bij de overheid ligt. Volgens haar is het simpel: wie het Nederlands slecht beheerst, zal op de schoolbanken een achterstand oplopen, die later niet ingehaald kan worden op de arbeidsmarkt. Een goede kennis van het Nederlands is dus van groot belang en die moet van thuis uit meegegeven worden. In het interview benadrukt mevrouw Homans dat de politiek meer dan genoeg doet om iedereen gelijke kansen aan te bieden. Het mogen spreken van de thuistaal is trouwens nog steeds verboden op vele Vlaamse scholen. Nochtans blijkt dit enorm positief te zijn voor de ontwikkeling en het leerproces bij minderheidsleerlingen. Dit blijkt uit een recent onderzoek van Leonie Wulftange, masterstudente Meertaligheid en Taalwerving aan de Universiteit Utrecht.

Onderwijskloof tussen jongeren

De onderwijskloof tussen autochtone en allochtone jongeren is nergens zo groot als in Vlaanderen. Dit blijkt uit de recentste PISA-resultaten, een internationaal vergelijkend onderzoek op initiatief van OESO. Het is natuurlijk eenvoudig om te zeggen dat de onderwijskloof verschrikkelijk groot is, maar wat zijn de precieze cijfers? In elk van de beide taalgemeenschappen komt het prestatieverschil tussen de sterkste en de zwakste leerlingen overeen met het equivalent van meer dan acht lesjaren. Deze spreiding van resultaten behoort tot de grootste in de OESO-landen in Vlaanderen en tot het gemiddelde in de Federatie Wallonië-Brussel. In beide gemeenschappen blijft de invloed van de sociaaleconomische achtergrond groot. Onze onderwijssystemen behoren tot de minst gelijke in de geïndustrialiseerd, democratische landen. Dit toont duidelijk aan dat er wel degelijk een probleem zit in het beleid rond ons onderwijs en de manier waarop het gestructureerd wordt. Dit ontkracht meteen ook de stelling van minister Homans.

De kloof tussen de resultaten van de autochtone en allochtone Vlaamse leerlingen is al langer een pijnpunt. De kennis van het Nederlands speelt wel zeker een grote rol in de resultaten van de PISA-testen. Hoe slechter de beheersing van de taal, hoe slechter het resultaat. Om een volledige verklaring te hebben voor de verschillende prestaties van de Vlaamse leerlingen, moeten andere factoren in acht genomen worden.

ASO, TSO of BSO?

Volgens Redouan Ben Driss, psycholoog en psychotherapeut bij Cultuursensitieve Zorg Vlaanderen, treft de organisatie van het onderwijs veel schuld, zowel in Brussel als in Vlaanderen. “Na de lagere school moest ik op visite gaan bij het CLB. Daar kreeg ik te horen dat ik naar BSO moest, terwijl ik perfecte punten had gehaald in het lager. Hun argument? De taal die je thuis spreekt (Arabisch) is anders dan de taal van de school”, vertelt Ben Driss. “Ik heb absoluut geen probleem met het beroepsonderwijs, maar dat argument vond ik er absoluut over. En pas op, je ziet dit nog steeds, ook in Vlaanderen. Allochtone jongeren worden vaker naar BSO en TSO gestuurd dan autochtone jongeren die dezelfde punten halen.”

Ben Driss’ verhaal is geen op zich staand geval. Het is vaker bewezen dat etnische minderheden vaker in TSO en BSO terecht komen dan autochtonen. Dit bleek onder andere uit onderzoek van de Universiteit Gent (Boone & Van Houtte, 2010). Roselien Vervaet, doctoraatsstudente van de Vakgroep Sociologie aan de Universiteit Gent, deed meer onderzoek naar vooroordelen bij Vlaamse leerlingen en leerkrachten tegenover etnische minderheden. “Onderzoek toonde al meermaals aan dat leerkrachten minder positieve verwachtingen hebben van minderheidsleerlingen. Ze geven minder positieve aandacht en feedback aan hen. Ook etniciteit speelt een rol bij het evalueren en delibereren van leerlingen”, aldus Vervaet. “In mijn onderzoek toon ik trouwens aan dat leerkrachten ook etnisch bevooroordeeld zijn en dat dat een invloed heeft op hun lespraktijken. Daarom is het belangrijk dat leerkrachten zich bewust leren worden van hun (onbewuste) vooroordelen en begeleid worden om te leren omgaan met de multiculturele schoolomgeving van vandaag.”

Deliberaties

Voor Hafsa Faïk (19, Roeselare), studente Journalistiek en bestuurslid bij de Jeugdraad in Roeselare, is dit allesbehalve schokkend nieuws. “Mocht ik mijn leerkrachten uit het middelbaar hebben gevolgd, dan was ik nu bewaker op een industrieterrein. Ik had vaak het gevoel dat leerkrachten veronderstelden dat mijn ouders niet geïnteresseerd waren in wat ik deed op school. Of ze dachten dat ik toch niet wou verder studeren. Ik kreeg ook veel opmerkingen die denigrerend overkwamen. Zo maakten we eens de lijsten op voor het oudercontact. Plots zei mijn leerkracht voor de hele klas dat mijn vader de volgende keer wat duidelijker moest spreken, omdat hij hem niet verstond. Mijn vader is hier al 40 jaar, spreekt het West-Vlaams dialect beter dan ik, en had die bepaalde leerkracht nog nooit eerder gesproken.”

Ook een studie van het Leuvense instituut HIVA en de Universiteit Gent ondersteunt dit standpunt. De onderzoekers legden 804 leerkrachten en directeurs van 280 scholen verschillende, fictieve situaties voor. Daarbij was voor die leerling een A- of een B-attest de meest evidente keuze, ofwel een B- of een C-attest. De verschillen in situaties lagen niet zozeer in de punten en prestaties, maar in de achtergrond van de leerling: jongen of meisje, Belgische roots of niet, een bemiddelde of kansarme gezinssituatie. Hun bevindingen? Kansarme leerlingen en leerlingen met een migratieachtergrond krijgen sneller een B-attest dan kinderen met welgestelde ouders, ook al behalen ze dezelfde cijfers.

Integratie

Er moet dus wat verbeterd worden aan ons huidig onderwijssysteem, want onderwijs is een belangrijk aspect voor de integratie van allochtone jongeren. Zoals eerder aangehaald werd, zitten we hier in Vlaanderen met het probleem dat heel veel allochtone jongeren, soms zelfs van de derde generatie, er maar niet in slagen af te studeren met een diploma. Vaak komt dit doordat ze de Nederlandse taal niet goed beheersen.

Volgens Trecyllia (22, Tienen), rechtenstudente aan de VUB en zelf eerste generatie immigrant, ligt het vooral aan het feit dat allochtone jongeren vaak onderschat worden. “Ik ken heel veel allochtonen die zich niet thuis voelen, omdat ze niet altijd de juiste kansen krijgen. Ze worden bijvoorbeeld meteen in OKAN-klassen geplaatst, waar ze de Nederlandse taal net trager oppikken dan in een gewone klas. Die klassen zijn trouwens opgericht voor nieuwkomers. Waarom worden er dan zoveel allochtonen in geplaatst die hier geboren zijn?”

Thuis of ver van huis?

Integratie is iets heel moeilijk en uiterst fragiel. Wat veel mensen vergeten, is dat het geen eenzijdig proces is. Het moet van twee kanten komen. Zowel Vervaet als Ben Driss delen dit standpunt. “Allochtonen moeten zich aanpassen aan de maatschappij hier, maar autochtonen moeten hen ook aanvaarden. Anders draait het op niets uit. Het is heel gemakkelijk om elkaar de schuld te geven wanneer de integratie moeizaam verloopt, maar er moest dus echt gewoon samengewerkt worden”, aldus Ben Driss. “Als ik niet word aanvaard als Belg, dan zal ik mij hier niet snel thuis voelen, vrees ik. En trouwens, integratie betekent niet dat je je roots moet vergeten, dat is iets waar veel mensen zich in vergissen. Je moet een evenwicht zoeken.”

“Veel mensen kijken op een verkeerde manier naar een identiteit. Ze zien het vaak zwart-wit en denken dat een identiteit niet meer is dan een stukje papier. Ik zie het eerder als een mozaïek. Als iets complex en tegelijkertijd ook heel flexibel”, gaat Ben Driss verder. “Ik zal mezelf even als voorbeeld gebruiken. Ik ben een Marokkaanse Belg, geboren en getogen in Brussel. Op momenten voel ik mij op en top Belg. Op andere momenten ben ik dan weer een Marokkaan, neem nu familiefeesten bijvoorbeeld. Soms identificeer ik mij als Afrikaan en dan weer als Brusselaar. De context waarin je je bevindt heeft bijzonder veel invloed op datgene waarmee je je op dat moment identificeert. Wat logisch is.”

Evenwicht

“Een evenwicht vinden is inderdaad enorm belangrijk”, aldus Ayoob. “Het is wel altijd een beetje vreemd geweest voor mij. Toen ik ging voetballen met mijn vrienden bijvoorbeeld, hoorde ik vooral bij de Belgen, aangezien mijn vriendengroep volledig blank was. Tegelijkertijd hoorde ik ook bij de vreemdelingen, die ook op het terrein aan het voetballen waren. Ik was zowat de brug tussen die twee groepen. Ik heb nooit een probleem gehad met die twee groepen, maar ze kwamen zelf nooit goed overeen. Mijn blanke vriendengroep heeft mij trouwens nooit als een vreemdeling behandeld. Voor hen was ik een van hun.” Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen. “Ik heb ondertussen al aanvaard dat ik altijd de vreemdeling zal zijn en dat doet pijn. Vooral omdat ik mij meer Belg dan Irakees voel, maar het is wat het is.”

Ook Trecyllia deelt dit gevoel: “Ik woon hier al sinds mijn twaalfde, maar ben geboren in Congo. Ik heb mezelf Nederlands aangeleerd en ik spreek de taal nu vloeiend. Ik studeer en werk hier, maar toch ben ik geen Belg. Op papier misschien wel, maar dat is het dan ook. Vanaf het moment dat je er fysiek anders uitziet, word je door de meeste mensen niet aanvaard als Belg. Zeker als je niet blank bent. Ik irriteerde me er vaak aan, maar heb ermee leren leven. Er valt ook niets aan te doen. Zo denken de mensen nu eenmaal. Aan de andere kant kan ik ook wel hetzelfde zeggen over Congo. Daar word ik gezien als Belg omdat mijn Congolees dialect enorm verslechterd is. Ik kleed me ook anders dan mijn familie daar en eet liever andere dingen, dus ja. Ik ben ook geen Congolees blijkbaar… De enige manier waarop ik dit misschien kan veranderen, is remigreren naar Congo. Met de kennis en ervaring die ik hier heb opgedaan, kan ik daar een wereld van verschil maken.”

Remigratie

Trecyllia is niet de enige die eraan denkt terug te keren naar het ‘thuisland’. Veel allochtone jongeren overwegen een terugkeer. Dit voor verschillende redenen. Sommigen willen hun land van herkomst helpen opbouwen of ze zien hier gewoon geen professionele toekomst voor zichzelf. Onder andere Hafsa zat vaak met die gedachte in haar hoofd: “Ik heb er vaak aan gedacht terug te keren naar Marokko om daar te werken en het land mee op te bouwen, maar ik zag het toen veel te simplistisch. Marokko is wel tof om op vakantie te gaan in de zomer, maar er komen zoveel andere zaken bij kijken als je daar permanent wilt gaan wonen. Het is niet dat ik me hier niet thuis voel. Ik stoor me gewoon aan het feit dat sommigen mensen zichzelf meer mens wanen dan anderen, terwijl we eigenlijk niet zoveel verschillen.”

Voor Kübra Avci (20, Haren), rechtenstudente aan de VUB, zit de kans dat ze ‘terugkeert’ er dik in. “Het is niet dat ik mij niet thuis voel in België, het zijn eerder de mensen die mij niet zien als volwaardige Belg. De hoofddoek is voor mij een belangrijk element van mijn identiteit en dat stukje van mij wordt meestal niet geaccepteerd, waardoor het een hindernis voor mij wordt. Toen ik bijvoorbeeld besloot de hoofddoek te dragen, mocht ik geen lessen Voordracht en Drama meer volgen aan de muziekschool, omdat er een hoofddoekenverbod was”, vertelt Avci. Voor haar was dit een pijnlijk moment, omdat het echt iets was wat Avci graag deed. Ook beseft de rechtenstudente dat ze hier hoogstwaarschijnlijk nooit of zeer moeilijk werk zal vinden met haar hoofddoek, zeker met de richting die ze nu studeert. “Ik heb zelfs ooit gesolliciteerd voor een studentenjob bij een callcenter, maar ik werd geweigerd door mijn hoofddoek. Dat ondanks het feit dat ik de klanten mij nooit zouden zien. Vertrekken is wel mijn laatste optie, want ondanks alles voel ik mij toch meer thuis in België. Alles hangt af van de situatie na mijn studies. Ik vind het echt moeilijk. Het  accepteren is moeilijk, maar vechten voor acceptatie is nog moeilijker. Ermee leren leven is de beste optie”, besluit Avci.

© 2018 – StampMedia – Youssra Bouydiri